Ze verdween

Foto: Hans Polet.

Ze verdween

zoals alleen schoonmoeders kunnen verdwijnen

uit een witgekalkt huis aan die drukke steenweg

in een Oost-Vlaams Scheldedorp

waar ze ooit oud dacht te worden met de echtgenoot.

De tijd besliste er anders over.

De man had al een decennium de aarde verlaten,

tien jaar nadat hun volkscafé de laatste gasten ontving

en het huis werd gefacelift door een zoon en schoonzoon,

die zich genesteld hadden onder moeders paraplu.

Dat schoonmoeder naar de Emiraten moest reizen

om een West-Vlaming te ontmoeten, zou niemand geloven.

En zoals de radius vergrootte,

verruimde ook het blikveld van de schoonmoeder,

die het huis verliet om in een appartement te wonen,

honderden meters verder, een hele afstand,

om enkele bakstenen te herleggen, zowaar.

Autisme Storm.

Dat huis van mijn jeugd

Foto: Mary Bailey op Flickr.com.

Waar is dat huis waar de deur nooit opengaat

Waar het wachten blijft op warmte en blijheid

De vreugde altijd zoek is en altijd laat

En het enige kind zwijgt en lijdt

Hier waar vader met strenge hand regeert

En moeder kuisziek de liefde wist

Waar mijn maag zich ommekeert

En iedereen gaat lopen met leugen en list

Waar ik mijzelf niet eens kan zijn

Mijn vader ontsnapt en de koersfiets neemt

Met een strenge hand het kind de hoek indrijft

En mijn moeder een tweede claimed

Waar geborgenheid en een knuffel verborgen blijft

En moeder mij naar de school toestuurt

Met rode muts met witte pompon

Waar pesten duurt en voortduurt

Lachen om mijn anders, mijn dikke ton

Snel met mijn fiets op de vlucht

Verdwalen op grootmoeders’ boerderij

Om te ademen, om vrijheid en lucht

Met de dieren aan mijn zij

Waar is dat huis

Waar mijn moeder flikflooide in de kelder

Waar is dat huis

Waar spanningen vertroebelden het leven helder

Daar wil ik niet langer naartoe

Waar in de living het ziekenbed van moeder lag

Na vier jaar behandelingen en kanker moe

Waar ik stelende zussen bezig zag

Met handen vol parels en juwelen

En kleren en meer van dat fraais

Waarvan kinderwonden niet meer helen

Zoals vissersboten werkloos aan de kaai

Een huis waar ik nooit mijzelf kon zijn

Omdat flikkers nu eenmaal niet in hun kerk pasten

Ik stelden hen zwaar teleur, echt niet fijn

Omdat ik simpelweg viel op gasten

Waarom kan een thuis zo moeilijk zijn

Waarom kan ik niet gewoon de zoon zijn

Die anders is dan iedereen

Als een tomaat naast een winterpeen

Het huis waar ik niet wil komen

Niet wonen

Waar vader nog wat wou toelichten aan haar sterfbed

Een nieuw gegeven, een nieuwe aanzet

Maar dat huis heeft nu afgedaan

Ik woon nu elders

Gelukkig voortaan

Autisme Storm.

Het huis van mijn moeder

Foto: Mousha Mousha op Flickr.com.

Daar in het huis van mijn moeder

Met een kookvertrek als hondenhok

Bezet door een krijsende loeder

Constant in ruzie met die andere sok

Dat huis was niet van mij

Daar waren dweil en stoffer immers baas

En vlot beteugelden zij vrij en blij

Zwijgen, mond houden jij kleine dwaas

Dit is een huis, een bakstenen gebouw

Plezier valt hier niet te bespeuren

Waar vader heerst met eeuwige klauw

Niemand kijkt hier achter deuren

Niemand proeft hier haat zo rouw

Niemand voelt pijn en angst zo kou

Als jij, kleine aap en broeder

In dat huis van genaamd, jou moeder

Autisme Storm.

Anonieme gelukzoeker

Foto: Rafa Velazquez.

Door de nood zwaar in het rood

Ellende aan een radeloze vlucht ontsproot

Eenzame sardien in een helse vloot

Overleef je of wordt het de dood

Jou hart moeders’ smart

Jou leven te vroeg getart

Verzuip jij als een onbekende

Die vluchtte en rende

Geen letter over jou in de krant

Radeloze op zoek naar een land

Waar alles beter zou zijn

Naar een paradijs zo fijn

Maar haal je ooit de bestemming

Of cirkel je in een doodsring

Een kans zo klein

Ontvluchten die pijn

Armoede, oorlog en geweld

Leven op een vuilnisbelt

Een hart van hoop

Een toekomst te koop

Een verleden begraven

Een dorst snel laven

Maar hoe onzeker is de toekomst

Een boot als een zeepspons

Golven te hoog

Dromen te groot

Het verre land ligt te ver

Enkel rest ons een ster

Die in jou naam zal schijnen

Wanneer jou leven zal verdwijnen

Vluchteling je stierf niet alleen

Voor jou geen traan, geen geween

Een anoniem graf in een havenstad

Want ze hebben het gehad

Met zij die zoeken en vluchten

Waarvoor we niet langer zuchten

Maar aanvaarden wat niet te aanvaarden is

Ze hebben pech, ze hebben het mis

Ze mogen zinken en verdrinken

Zonder knipperen of verpinken

Hun dood heeft immers geen waarde

In onze steen van harde aarde

Autisme Storm.

Wachten op de lente

Foto; Jarrod McKenna – www.jarrodmckennaphotography.ca 

De wind verloor zijn haren

Maar niet zijn streken

De winter stond voor de deur

Bonken zonder kloppen

Onder elke spleet

Een gespleten venijn

Die doet sidderen

Als de eerste keer

Verschrompelen als een oudje

En versmurfen tot blauw

De winter was binnen

De winter was buiten

De zomer zat in Ibiza

De herfst in Canada

En de lente nog

In moeders’ buik

Autisme Storm.

De leeuwin

Foto:Johnny Cooman.

Verborgen tussen het groen

Van de laatste restjes omwalde stad

Een schim, een bevlekt jong

Beschermd voor de ochtendjacht

Als moeder moet gaan rennen

Impala, gazelle, zebra en buffel

Bliezen ze van grasvlaktes en savanne

Wurgden of verstikten alle rivalen

Maar zij, zonder manen, nu heel alleen

Goudkleurige ogen, zandgele vacht

De staart al in balans

Brede kop, korte snuit

Zal zij een vogel of rat vinden

Daar in het Lepoldpark

Autisme Storm.

Draak in het zwarte water

Foto: Fgem op Flickr.com.

Draak in het zwarte water

Mekong rivier

Met een rode krullende tong

Het getsjierp van de witte kraanvogels

Verborgen in de schaduw van de takken

Oplichtend bij volle maan

Uitkijkend over de baai van Halong

Bootje dijnend met de drijvende handel

Van India, Nederland en Spanje

Japanners, Chinezen en Kantonezen

Hun kleine of grote voetafdruk nalatend

Als een tattoo in straten vol handelshuizen

Een knooppunt van volkeren en culturen

Een blauwdruk van zeevaarders

Handelaars in specerijen, katoen en wierrook

Een nachtegaal opgesloten in een kooitje

In een tempel, pagode of huis van commercie

Ontwakend met de stroom van de stad

En het volk van de rivier

Een nieuwe dag na het blauwe uur

De krullen van nokken en daken

Van huizen van buddha, moeder en kinderen

Als lichtpunt van armen en verlichtte geesten

Wachtend op nieuwe donaties en gebeden

Het verder uitslijten van treden

Boven de zee en rivieren

Neerkijkend op de kruin van de Viet-Nam

Onder de oksels de rijstvelden en pagoden

De hete adem bedwelmt het volk

Als wierrook in hun geest

Als koffie en thee van het lichaam

Autisme Storm.

Meisje in de metro

Foto: Tald Khatib.

Je komt toch altijd dezelfde mensen tegen op het perron en in de metro. Het meisje met de kastanje bruine paardenstaart. Waarbij je je afvraagt hoe haar dikke vette ronde kont ooit in haar jeans past en wanneer ze uit haar jeans gaat springen.

Met haar kartonnen zakje en haar bruine lederen handtas gemaakt door achtjarige kinderen in Bangladesh in mensonterende omstandigheden.

Met een aura van ontgoocheling, woede, verdriet van ik, Calimero, tegen de boze collega’s en bazen op het werk. Haar moeilijke relatie met haar jeugdvriend. De dominerende moeder en de afwezige vaderfiguur en het negativisme van een bus Okra-leden drie uren in de file, in dat vrouwelijk lijfje.

Ze werkt niet bij ons hoor. Maar ik zie ze wel dagelijks in haar strijd, vol nijd, tegen haarzelf. De misnoegdheid van het topje van haar strandschoenen tot de kleinste vezel in haar bestaan.

En dan is er ook de grote dikke loebas die in Aalst de trein neemt. Wit t-shirt drie maten te klein voor zijn dikke buik en navel op de voorgrond zijn nek uitsteken naar de pendelaars. Dag navel, dag dikke man. Met je bruine short en opgeblazen gezicht net alsof je er en half uur met een fietspomp in gepompt hebt. Haren zoals Johan Verminnen, maar het voorste deel van het hoofd goed kaal. Gezicht van een verdronken vlinder in de Kalmthoutse heide. Zoals de ark van Noach; iedereen mag mee.

Autisme Storm.

Ik ben een fooraap

Ik ben een fooraap. Elk weekend naar een andere kermis.

Van het ene dorp naar het andere dorp.

Altijd maar heen, altijd maar terug.

Altijd maar reizen van de ene kermis naar de andere.

Het lachen is mij al lang vergaan.

De belletjes rond de nek van de fooraap klinken triest en dof.

De lach veranderde in een droeve snoet.

De kinderen lachen, de kinderen zijn blij.

Maar de fooraap, die lacht niet mee.

Het lachen is hem al lang vergaan.

Elk weekend reizen, elk weekend weg.

Het leek zo mooi, maar hij heeft het nu wel gehad.

Hij wil weer thuis op de schouw.

Niet dat de kinderen niet vriendelijk zijn tegen hem.

Ze lachen, ze zijn blij, maar de fooraap ziet het niet meer.

Waar gaat hij volgend weekend weer naartoe.

Een nieuwe kermis, een nieuwe stad, een nieuw verhaal, allemaal hetzelfde en allemaal anders.

Altijd joelende, luidruchtige kinderen.

Altijd drukte, overal flinkerende lichten, harde muziek, duizenden stemmen door elkaar in elk een andere taal, elk een ander verhaal.

De aap is moe. Hij heeft elke kerktoren gezien.

Elk kind, elke ouder, elk kleedje van moeder, elke pantalon van vader.

Elk dorp, weer heen, weer terug, weer opstellen, weer afbreken.

De aap kijkt langs hen door. De aap kijkt weg.

Zijn vertrouwde plaats op de schouw is weg.

Hij moet maar door. Hij moet steeds verder.

Kermis hier, kermis daar. Hij haalt alle gezichten door elkaar.

In elk dorp een kerk, een pastoor en een koer, een school en een paard van de melkboer.

De tijd is zo lang blijven stil staan.

Bij de kermis in Marrakesh. Dat was nogal wat.

Van de andere kermissen herinnert de fooraap zich niets meer. Altijd heen, altijd terug.

De dorpen lopen door elkaar. Als vlekken op een trui.

Donderdag, maandag, woensdag, weet ik veel.

Andere dag, dag voordien, dag nadien, dag verdwenen, dag erbij, dag opnieuw, dagen vooruit, dagen terug… 26 8 6 14 31 2 11 9.

Cijfers als spoken door de nacht. Linksboven, rechtsonder, vooruit, achteruit. Met twee, met drie.

Weer heen, weer terug, weer daar, is het waar?

Hoofd is vol, hoofd moet leeg.

Geen mens weet hoe zwaar hij het heeft.

De fooraap moet elk weekend mee, van in Lotharingen tot aan de zee.

Honderden lichten, zilver, groen en rood, dansen als kwelduivels hun eigen dans in de nacht.

Cijfers nemen hun rollercoaster. De 9, 1, 2, 3 willen van voren staan. De fooraap ziet ze allen tezamen.

Cijfers met krullen willen altijd gans vooraan.

De 3, de 9, de 2, de 8. En de 1 op een zielenpoot. Cijfers blijf toch staan! Ik wil jullie niet allemaal samen zien.

Kleuren blijf stabiel, ik hoef geen heel pallet te zien.

Dagen blijf gewoon. Geen brugdag, geen feestdag, doe gewoon!

Piramide, balk, rechthoek, vierkant, trapezium, cirkel.

Blijf toch in de wiskundeles bij meester Kris of bij juffrouw Sonja, n’importe qui, maar achtervolg mij niet.

Stappen, lopen, slenteren op de kermis in dit avond. Dorp na dorp dezelfde kerk.

Maar zoveel kabaal, alle kinderen hun eigen verhaal.

De aap wil rust, even niet op de kermis staan.

Maar achter in de klas, waar het altijd fijn was.

Hoe vriendelijk de kinderen ook zijn. De fooraap ziet hetzelfde verhaal.

Van Malika, de vader, de kermis in Marrakesh. De andere kermissen zijn verdwenen.

Autisme Storm.