Ze verdween

Foto: Hans Polet.

Ze verdween

zoals alleen schoonmoeders kunnen verdwijnen

uit een witgekalkt huis aan die drukke steenweg

in een Oost-Vlaams Scheldedorp

waar ze ooit oud dacht te worden met de echtgenoot.

De tijd besliste er anders over.

De man had al een decennium de aarde verlaten,

tien jaar nadat hun volkscafé de laatste gasten ontving

en het huis werd gefacelift door een zoon en schoonzoon,

die zich genesteld hadden onder moeders paraplu.

Dat schoonmoeder naar de Emiraten moest reizen

om een West-Vlaming te ontmoeten, zou niemand geloven.

En zoals de radius vergrootte,

verruimde ook het blikveld van de schoonmoeder,

die het huis verliet om in een appartement te wonen,

honderden meters verder, een hele afstand,

om enkele bakstenen te herleggen, zowaar.

Wie ben ik?

Wie ben ik

die leef onder het gele woestijnzand

waar mijn voorvaderen naartoe trokken

waar ikzelf tot rust kwam

waar mijn stof ooit zal ronddwarrelen?

Wie ben ik

die leefde op de boerderij bij mijn grootmoeder

die stierf in een huis waar muren mij versmachtte

in een flat waar niemand op mij wachtte

voor ik een prins ontmoette?

Hoe ver

was de afstand met hen die dichtbij stonden?

Hoe moeilijk

te zijn wie ik niet was,

te huilen

en niemand die mijn tranen zag,

te roepen

en het doofstil bleef in de jungle,

te sterven

in een wereld die anderen voor mij maakten

in een wereld waar ik niet mijzelf mocht zijn

in een wereld die mij niet aanvaardde

in een wereld waar ik stierf voor ik dood ging?

Foto: Jael Claybaugh op Flickr.com.

Opnieuw schuilen

Foto: Thomas Noriega.

Ik rook de jasmijn van jou oksels

Ik zag de schaduw van jou voelsprieten

Ik voelde het trillen van jou neusharen

Ik proefde het zout van jou adem

Ik hoorde het fluisteren van jou rode bloedcellen

Maar de afstand bleef enorm

Grand canyons ver weg

Eeuwen van tijd

Vervlogen verdampte hersenspinsels

Toen er geen eind aan kwam

Wij de wereld in onze achterzak staken

Het seizoen op de kalender noteerden

Plannen zekerheden waren

Vragen overschilderd werden met tipex

Goden nog bij Romeinen en Grieken hoorden

En wachtrijen in communistische supermarkten

Wij mondkapjes op de brandstapel gooiden

Ebola was opgelost en China nog rijk

Virussen nog drie en één Rus waren

Een knuffel banaal werd

En een bezoek te veel

Reizen een plicht

En een blanco agenda geen zicht

Kon ik maar opnieuw schuilen

In die wereld van voorheen

Omarmen wat nog overblijft

En het anders doen

Gewoon doen…

Hoe donker is de nacht

Foto: Paul Moore.

Hoe donker is de nacht

Als de ochtend niet meer lacht

Als je het licht niet meer ziet

Tussen al dat grote verdriet

Als iemand het heeft donker gemaakt

En aankomende trein je auto raakt

Als je niet meer kan vertrouwen

En het leven gaat vernauwen

Tot opeens twee straallichten

Die de afstand snel verdichten

Een enorm lawaai een enorm klap

Wat rest een drama op Google Maps

Hoe jong je was

Hoe goed je de regels las

Je wou van alles doen, je wou vooruit

De toekomst verwrongen staal, gebroken ruit

Als engel moet je leven

Te vroeg, te zeer bedreven

Een vriend kwijt, een verlies zo groot

Om een onschuldige, nu plots dood

Zure regen en zuurstof

Dood bos door de zure regen in de Tsjechische republiek. Foto: Raman Boersbroek.

JUF JEDERMANN BLOG MET PASSIE – 24 februari 2012 – Zure regen, zoute drop, zet mijn glazen petje op, lekker lopen in de regen, niemand houdt de vogels tegen. Alle wolken waaien weg, regenjas met superpech. Zure regen, zoute drop, maar de zon die gaat niet op.

‘Grappig juf, al die onzin. Zure regen, haha.’ Wil reageert op het gedichtje dat ze het liefst nog wel twintig keer hardop zouden willen lezen met elkaar. Ze zijn gebiologeerd door het ritme, net als juf Jedermann. Ze begrijpen het ook, want anders zou Wil niet zo gereageerd hebben. ‘Nou Wil, dat moet je niet zeggen. Zure regen bestaat echt en daar is niemand blij mee.’ Ze wordt taxerend aangekeken door de hele groep. ‘Echt waar juf?’ ‘Echt waar, maar dat leren jullie later nog wel, dat is nog een beetje moeilijk.’ Nu willen ze het juíst weten. ‘Oké, ik vertel het, maar dan mag je het meteen weer vergeten.’

Ze hangen allemaal aan haar lip. En les geven als leerlingen aan je lip hangen, figuurlijk dan, want letterlijk is het geen pretje, is het heerlijkste dat bestaat. Voor ze het weet, houdt ze een hele verhandeling over de Aarde, de atmosfeer, de ozonlaag, het gat en de zure regen. Er ontstaat een tekening op het bord waar de ouders later vol ontzag naar kijken. En als ze de woorden lezen die erbij geschreven staan zoals ‘atmosfeer= dampkring’ en ‘ozonlaag’ lijkt het of ze in het V.O. terecht zijn gekomen in plaats van in groep 3. ‘Zo, leren ze dat nu al? Wat knap!’ In haar dagverslag houdt ze het simpel. Wat zou een inspecteur zeggen als hij het zou lezen? Ze schrijft dus Lezen: extra aandacht voor woordenschat en het gedicht (blz. 21). Bij WO schrijft ze: Het weerà  regen.  

 ‘Juf, zei u nou dat we zonder atmosfeer niet kunnen ademen? Hoe kan dat dan?’ ‘In de atmosfeer zit  zuurstof en als er geen zuurstof is, dan kun je niet meer ademen’, legt ze uit. ‘Een vuur bijvoorbeeld kan dan ook niet meer branden.’  Franks adem stokt even, want hij ‘stookt fikkies’ als ze mag afgaan op de vele aanstekers die ze al in haar la heeft liggen. Dat je dood gaat omdat er geen zuurstof is, is nog tot daar aan toe, maar dat je dan geen fikkies meer kan stoken dat is verschrikkelijk!

Er staat de volgende dag een aquarium in de klas als ze op school komen. Er zit een klein laagje water in. ‘Krijgen we vissen, juf?’ ‘Nee, ik ga jullie laten zien dat een vlam ook niet zonder zuurstof kan, dan gaat hij uit.’ Frank staat al bij de bak. Als iedereen er is, neemt ze een waxinelichtje en steekt het aan. Ze zet het voorzichtig op het water. Poeh, de spanning is om te snijden. Ze wordt er zelf een beetje door meegesleept. ‘Wat denken jullie dat erin zit?’, vraagt ze terwijl ze een leeg glas laat zien. Haha, die juf. Niets natuurlijk, dat zien ze zo wel. Ze hebben het mis. Er zit lucht met zuurstof in. Dat kan je niet zien, maar het is er wel. Als ze straks het glas over het kaarsje zet, kan het vlammetje nog even branden, maar als de zuurstof op is…… gaat het vlammetje vanzelf uit.

Alle ogen zijn vol spanning op het vlammetje gericht als ze het glas eroverheen zet. En ja hoor, even later begint de vlam te sputteren en gaat uit. Ze kijken allemaal meteen naar haar handen, maar ze is expres op afstand gaan staan om te laten zien dat het geen truc is. ‘Ja’, zegt Lieke. ‘Dat komt door het water!’ Ze denken nog steeds dat het een of andere goochel-act is. Heel voorzichtig haalt ze het glas weg en pakt het lichtje. Het kaarsje is nog steeds droog en als ze het aansteekt, brandt het meteen. Ze doet de proef nog een keer en als de vlam dreigt uit te gaan, tilt ze het glas voorzichtig op zodat er weer lucht bij kan komen. De vlam laait meteen weer op. ‘Mag ik het ook eens doen, juf?’ Ze laat een paar kinderen het glas optillen en weer terugzetten. Wil doet het te snel, het pitje is nu wél nat. Een mooi moment om te stoppen. Juf Jedermann vult deze keer in bij WO: Lucht.

Bron: Juf Jedermann.