Storm

Foto: john.blake89 op Flickr.com.

Huilen als een dodelijk verwond dier,

tiert buiten heel alleen, dwars en gemeen

een storm van woede, een woeste brij

van luchtlagen samengedrukt

onze oorschelpen en zenuwen testend

hoe lang hij het voor het zeggen krijgt.

Gemene kreng, gemene vent

laat ons met rust, rust aan jou.

Zo ongevraagd en ongewild

jou prillen na april,

jou willen na awel,

meer beu dan koude pap

op een donderdagochtend

in een verlaten mijnstadje

aan de oevers van de New River.

Storm, waai weg!

Wie ben ik?

Wie ben ik

die leef onder het gele woestijnzand

waar mijn voorvaderen naartoe trokken

waar ikzelf tot rust kwam

waar mijn stof ooit zal ronddwarrelen?

Wie ben ik

die leefde op de boerderij bij mijn grootmoeder

die stierf in een huis waar muren mij versmachtte

in een flat waar niemand op mij wachtte

voor ik een prins ontmoette?

Hoe ver

was de afstand met hen die dichtbij stonden?

Hoe moeilijk

te zijn wie ik niet was,

te huilen

en niemand die mijn tranen zag,

te roepen

en het doofstil bleef in de jungle,

te sterven

in een wereld die anderen voor mij maakten

in een wereld waar ik niet mijzelf mocht zijn

in een wereld die mij niet aanvaardde

in een wereld waar ik stierf voor ik dood ging?

Foto: Jael Claybaugh op Flickr.com.

Maalbeek

Foto: Jelle Vanthuyne.

We gingen op weg zoals elke ochtend

We gingen op weg zoals telkens weer

Toen daalde de zwarte regen neer

Voor jou geen dinsdag meer

Drukke metro een laatste zoen

Vertrouwde stop waarom anders doen

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Bedolven in stof van haat en woede

Bedolven in schoonheid zoet

Zo dichtbij de hel onder de grond

Waar onze liefde vond

Ontspoorde gekken gemene gril

Toen stierf de tijd en het werd stil

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Europa schrok en keek naar jou

Europa huilde om man en vrouw

Kon ik je maar een knuffel geven

Was jij maar bij mij gebleven

Verdronken rivier huilende dagen

Na woede nog zovele vragen

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Onze ontmoeting daar plots gedaan

Onheil en een donkere traan

We omarmden elkaar daar zonder zorgen

Maar waar is nu de weg naar morgen

Je bleef daar achter op jankende treden

Heden werd toen het verleden

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Hun dromen maken wij vandaag

Hun namen als een tweede laag

De stad verbonden in elke hoek

Laat haat voor eeuwig zoek

De stad verbonden in elke hoek

Laat haat voor eeuwig zoek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

De weken tellen geen dinsdagen meer

De uren zoeken minuten weer

Ach irissen zullen er altijd bloeien

Uit donker het licht blijven stoeien

De stad verbonden in elke hoek

Laat haat voor eeuwig zoek

De stad verbonden in elke hoek

Laat haat voor eeuwig zoek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Maalbeek, Maalbeek, Maalbeek

Tweede laureaat Nekka Liefde voor Lyriek wedstrijd 2019.

De gure nacht

Foto: jackfre op Flickr.com.

In dat verre oord

Om tien twaalf uur

Brandt ’s avonds de lamp niet

Ontwaakt de ochtend niet

In het midden van de nacht

Wordt er druk gekocht en verkocht

Door diegene die alleen naar huis toegaat

Het licht van de boomschors

Is verborgen in die vogel op het veld

De wind blies aan de kant van de weg

De achtervolging in

Niemand kijkt toe

De slechte lucht kwam op een dwarsfluit

De bamboe verwelkte

De boot nachtte het verlaten in

De roep van een enkele kraai

Hoeveel voetafdrukken en hoeveel paarden

Versleten de weg van het pad

Iemand kwam terug

De dag bleef niet tot het einde

De weggelopen koper

Liep hand in hand met een stille pijn

Het constante dramaspel

In open lucht

Iemand huilt, iemand zegt ‘het gaat niet goed’

Maar de wegloper hij doet

Altijd hetzelfde spel

Van liegen en bedriegen

Tot de ochtend aan de voordeur klopt

Of niet meer klopt

Vreemd en nieuw

Foto: Magalie Joigny.

Ik ben vreemd, ik ben nieuw

Ik vraag mij af of jij dat ook bent

Ik hoor stemmen in mijn omgeving

Ik zie dingen die jij niet ziet en dat is niet eerlijk

Ik wil niet treuren

Ik ben vreemd, ik ben nieuw

Ik ga ervan uit dat jij dat ook bent

Ik voel mij een jongen in de ruimte

Ik kan de sterren aanraken en ik voel mij niet op mijn plaats

Ik ben bezorgd wat anderen daarvan vinden

Ik huil wanneer mensen lachten, ik krimp ineen

Ik ben vreemd, ik ben nieuw

Ik begrijp nu dat jij dat ook bent

Ik voel mij als een verschoppeling, een schipbreukeling

Ik droom van de dag dat dat geen probleem is

Ik probeer mij aan te passen

Ik hoop dat er een dag komt dat dat mij lukt

Ik ben vreemd, ik ben nieuw

Kerken om te huilen

We bouwen kerken om te huilen.

We bouwen theaters om te lachen.

We bouwen huizen om te dromen.

We bouwen wegen om te kruisen.

Maar wie heeft ons als kathedraal gebouwd?

Met ogen als glasramen om te bewonderen en te schitteren in een oneindig kleurenpalet.

Met schouders als een altaar om de zwaarste lichamen te dragen.

Met een hart als een kerkorgel om witte en zwarte aanslagen te geven in een roes van thuiskomen, opstaan en ontmoeten.

Is het de priester, de orgelist of het licht achter het kruisbeeld dat onze voeten de kracht geeft het middenpad te bewandelen of zich naar de zijbeuken te begeven?